Zenmeester Joshu, ook bekend als Chao-chou Ts’ung-shen (778-897), was een van de grote Ch’an (zen) meesters van het oude China. Er wordt van Joshu gezegd dat zijn ‘lippen licht uitstraalden’ omdat zijn manier van lesgeven bestond uit het spreken van woorden die zo diep het Zen-besef uitdrukten dat studenten vaak onmiddellijk tot groot inzicht kwamen.

Dokter Ts’ui (Sai Rochu) vroeg: “Gaat een verlicht persoon naar de hel of niet?”
De meester zei: “Ik sta vooraan in de rij.”
Sai Rochu zei: “U bent een verlicht persoon, waarom gaat u dan naar de hel””
De meester zei: “Als ik niet naar de hel was gegaan, hoe had ik jou dan hier kunnen ontmoeten?”

(Green, 2001, p. 69)

Een monnik vroeg: “Wanneer ik niks meer heb, wat moet ik dan?”
De meester zei: “Gooi het dan maar weg.”
De monnik zei: “Maar er is niks meer, wat kan ik nog weggooien”
De meester zei: “In dat geval, neem het met je mee.”

(Green, 2001, p. 121)

Een monnik vroeg: “Waar kan een lid van de sangha van dienst zijn?”
De meester zei: “Waar kun je niet van dienst zijn?”

(Green, 2001, p. 129)

Referenties

Green, J. (2001). The recorded Sayings of Zen Master Joshu. Boston: Shambala.