Een bodhisattva (een bijna-Boeddha) liep in de bergen, toen hij een enorme brul hoorde die riep: ’Alle levende wezens moeten sterven’. Hij keek om zich heen om te zien waar het geluid vandaan kwam, toen de stem opnieuw brulde: ”En dit is een kosmische wet’.
Nu hoorde hij dat het geluid van de top van de berg kwam. Hij liep naar boven en kwam uit bij een krater. Toen hij naar beneden keek zag hij in de diepte een enorme draak zitten die opnieuw brulde: ’En er is een weg die deze wet overstijgt’.
De bodhisattva riep naar beneden: ’deze drie waarheden heb ik voor mezelf al gerealiseerd. Is er misschien nog een vierde waarheid die ik nog niet ken?’
’Die is er zeker’ riep de draak. ’Maar ik heb al dagen niet kunnen eten en ik vertel het je alleen als je naar beneden springt.
Terwijl je naar beneden zult vallen, zal ik het je toeroepen en op dat moment zul je het voor jezelf realiseren.’
De bodhisattva bedacht zich geen moment, sprong naar beneden en terwijl hij viel, brulde de draak hem de laatste waarheid toe.
Dit horende werd de bodhisattva een Boeddha, terwijl zijn lichaam recht in de bek van de draak viel.
Op dat moment veranderde de draak in een god en ving de Boeddha op. Zo leerde de Boeddha de laatste waarheid.
De man zei: ’Wat een prachtig verhaal! Maar wat is nou die vierde en ultieme waarheid waarvoor de bodhisattva bereid was zijn leven te geven?’
Zijn vriend zei: ’Tja, eerlijk gezegd, is me dat ontschoten.
Maar vind je het geen mooi verhaal?’
(Uit: Trevor Leggett. ‘Encounters in Yoga and Zen’ 1982)