Uitleg over de Genjo Koan van zenmeester Dogen (1200-1253) ter inspiratie voor jouw meditatie. De tekst is onderverdeeld in 13 blokken en voor ieder blok een video.
Genjo koan tekstblok 1/ Video 1: 4 perspectieven
- Wanneer alle dingen [worden gezien volgens] de boeddha-dharma, dan is er begoocheling en verlichting, er is beoefening, er is geboorte en dood, er zijn gewone levende wezens en boeddha’s.
- Wanneer de tienduizend dingen [worden gezien als] zonder zelf, is er geen begoocheling en geen verlichting, dan zijn er geen boeddha’s en geen gewone levende wezens, dan is er geen ontstaan en vergaan.
- Omdat de boeddhaweg oorspronkelijk aan overvloed en tekort voorbijgaat, is er ontstaan en vergaan, begoocheling en verlichting, gewone levende wezens en boeddha’s.
- En toch is het nu eenmaal zo dat bloemen afvallen al zijn we nog zo aan ze gehecht, en dat onkruid bloeit al hebben we daar nog zo’n hekel aan.
Vertaling: André van der Braak
Tekstblok 2/ Video 2: Overgave aan iets anders..
- Het beoefenen-realiseren [shushō] van de tienduizend dingen vanuit ons eigen zelf is begoocheling;
- wanneer de tienduizend dingen naar voren komen en ons spontaan beoefenen-realiseren, dan is dat verlichting.
- Boeddha’s zijn zij die begoocheling groots verlichten;
- gewone levende wezens zijn zij die groots begoocheld zijn te midden van verlichting.
- Verder heb je mensen die verlichting bovenop verlichting verkrijgen,
- en mensen die in hun begoocheling nog verder begoocheld raken.
- Wanneer boeddha’s echt boeddha’s zijn, hoeven ze zich daar niet bewust van te zijn.
- En toch zijn ze gerealiseerde boeddha’s en gaan ze voort dit boeddhaschap te realiseren.
Vertaling: André van der Braak
Tekstblok 3 / video 3
13. Wanneer we vormen zien of geluiden horen met de volle inzet van lichaam- geest, nemen we ze op intieme wijze in ons op;
14. toch is het niet zoals een weerspiegeling in een spiegel of de maan in het wateroppervlak.
15. Wanneer één kant verhelderd wordt, blijft de andere kant in het donker.
Vertaling: André van der Braak
Tekstblok 4 / video 4
14. De boeddhaweg leren is over jezelf leren.
15. Over jezelf leren is jezelf vergeten.
16. Jezelf vergeten is gerealiseerd/bevestigd [shō] worden door de tienduizend dingen.
17. Gerealiseerd/bevestigd worden door de tienduizend dingen is het lichaam-en-geest van het zelf en van anderen laten wegvallen [shinjin- datsuraku].
18. Alle sporen van verlichting komen dan tot rust; maak je steeds weer los van het tevreden rusten in zulke sporen.
Vertaling: André van der Braak
Tekstblok 5 (video volgt)
21.Als iemand voor de eerste keer de dharma zoekt, dan verwijdert hij zich steeds verder van haar grenzen.
22. Zodra [hij zich realiseert dat] de dharma al op de juiste wijze aan hem is overgedragen, dan wordt hij onmiddellijk tot een mens die in zijn oorspronkelijke wezen rust.
Tekstblok 6 (video volgt)
23. Als iemand in een boot vaart en omkijkt naar de oever, heeft hij de illusie dat de oever beweegt.
24. Maar als hij zijn blik vast op de boot gericht houdt, dan weet hij dat het de boot is die zich voortbeweegt.
25. Op dezelfde manier, wanneer je de tienduizend dingen onderzoekt op basis van misvattingen omtrent lichaam-en- geest, kan het ten onrechte zo lijken dat je eigen geest en natuur onvergankelijk zijn.
26. Maar als je je op intieme wijze met je dagelijkse bezigheden bezighoudt, en inkeert tot hier, zal het je duidelijk worden dat de tienduizend dingen zonder zelf zijn.
Tekstblok 7 (video volgt)
27. Brandhout verandert in as en kan nooit meer brandhout worden.
28. Toch moet je het niet zo opvatten dat het eerst brandhout was en daarna as.
29. Realiseer je dat, hoewel brandhout zich in zijn dharma-positie ophoudt en deze een vooraf en een achteraf heeft, het brandhout tevens losstaat van vooraf en achteraf.
30. As bevindt zich in haar dharma-positie en heeft een vooraf en een achteraf.
31. Net als brandhout niet meer opnieuw tot brandhout kan worden als het eenmaal tot as is geworden, zo kan de mens na zijn dood niet terugkeren tot het leven.
32. Vandaar is het een gevestigde leer in het boeddhisme om niet te zeggen dat leven overgaat in dood: het boeddhisme spreekt van “het ongeborene”.
33. Evenzo is het een vaststaand onderricht dat dood niet overgaat in leven; vandaar dat we spreken van “niet-vergaan”.
34. Zowel leven als dood zijn tijdelijke verschijningsvormen, zoals bijvoorbeeld winter en lente. We denken niet dat winter tot lente wordt, of lente tot zomer wordt.
Tekstblok 8 (video volgt)
35. Iemand die de verlichting bereikt is als de maan die zich in het water spiegelt. De maan wordt niet nat, het water wordt niet gebroken. Ofschoon het maanlicht groots en wijds straalt, wordt het weerspiegeld in een voet of een el water. De hele maan, de hele hemel wordt weerspiegeld in de dauw op een grashalm of zelfs in een enkele druppel water.
36. Verlichting tast de mens niet aan, net zo min als de maan het water doorboort.
Tekstblok 9 (video volgt)
40. Wanneer de dharma je lichaam-en-geest nog niet volledig verzadigd heeft, denk je dat het wel genoeg zal zijn.
41. Wanneer de dharma je lichaam-en-geest geheel vervult, merk je dat er iets ontbreekt.
42. Wanneer je bijvoorbeeld in een boot naar het midden van de oceaan vaart waar geen bergen meer te zien zijn en dan rondkijkt, zie je de oceaan alleen als rond, alsof hij geen andere vorm had. Maar de grote oceaan is niet rond en niet vierkant. Hij heeft oneindig veel eigenschappen.
43. Hij is als een paleis [voor vissen]. Hij is als een halssnoer met kostbare juwelen [voor goden].
44. Hoe ver echter onze ogen ook reiken, wij blijven hem als rond zien.
45. Met de tienduizend dingen is het net zo.
46. Hoewel de dingen binnen en voorbij deze materiële wereld vele aspecten bezitten, kunnen wij die pas op intieme wijze zien en verstaan naarmate ons oog door beoefening is veredeld.
47. Om de ware aard van de tienduizend dingen te begrijpen, moet je weten dat, al zien ze er op het oog rond of vierkant uit, de overige eigenschappen van de oceaan en de bergen eindeloos onuitputtelijk zijn. En er zijn werelden in alle vier richtingen.
48. En je moet weten dat dit niet alleen zo is in de wijde omtrek: het is net zo precies waar je nu staat, of zelfs in een enkele waterdruppel.
Tekstblok 10 (video volgt)
49. Als een vis in het water zwemt, dan heeft het water geen einde, hoever hij ook zwemt.
50. Als een vogel in de lucht vliegt, dan heeft de lucht geen einde, hoever hij ook vliegt.
51. Toch hebben de vis en de vogel vanaf het begin het water en de lucht geen moment verlaten. Als hun behoefte groot is, is hun verbruik groot; als hun behoefte klein is, is hun verbruik klein.
52. En hoewel ze hun speelruimte volledig benutten en zich volledig [vrij] bewegen in hun gebied, zou de vogel onmiddellijk sterven zodra hij de lucht verliet, net als de vis zodra hij het water verliet.
53. Want het water betekent leven voor de vis, de lucht betekent leven voor de vogel – dat moeten we begrijpen.
54. En de lucht komt door de vogel tot leven, het water komt door de vis tot leven. En door het leven kunnen vogels en vissen er zijn.
55. En om nog een stap verder te gaan, net zo is het met de beoefening-realisatie in een mensenleven.
56. Dus als een vogel of vis zich pas in de lucht of het water wilde voortbewegen na die geheel en al verkend te hebben, dan zou die nooit zijn eigen plek en de weg kunnen vinden.
57. Als je deze plek vindt, dan manifesteert de werkelijkheid zich [genjōkōan], in overeenstemming met je alledaagse bezigheden.
Tekstblok 11
58. Als je deze weg vindt, manifesteren je alledaagse bezigheden de werkelijkheid [genjōkōan]. Want deze weg, deze plek is noch groot noch klein, noch het zelf noch de ander, noch reeds aanwezig noch nu voor het eerst verschijnend – ze is gewoon zoals ze is.
59. Als iemand dus de boeddhaweg beoefent-realiseert, geldt: wanneer hij een verschijnsel ontmoet, doordringt hij dat ene verschijnsel geheel; wanneer hij een activiteit tegenkomt, beoefent hij die ene activiteit volledig.
60. Dat juist hier de plek is, en de weg zich ontvouwt, kon je niet van tevoren weten.
61. Dat is zo, omdat het weten gelijktijdig met de volledige ontsluiting van de boeddha-dharma opkomt en samen wordt ervaren.
62. Denk niet dat het bereiken van deze plaats altijd zelfkennis inhoudt, of dat het herkend kan worden door het redenerende verstand.
63. Hoewel de ultieme realisatie zich onmiddellijk volledig toont, wordt wat intiem verborgen is niet noodzakelijk geheel en al zichtbaar. Waarom zou dat ook moeten?
Tekstblok 12
64. Zenmeester Baoche van de berg Mayu gebruikte zijn waaier.
65. Een monnik kwam naar hem toe en vroeg: “De aard van de wind is dat hij er altijd is, en er is geen plaats waarin hij zich niet verspreidt. Waarom gebruikt u dan toch nog een waaier?”
66. Baoche antwoordde: “Je weet alleen dat de aard van de wind lucht is dat hij er altijd is, maar je weet nog niet hoe het komt dat er geen plaats is die hij niet bereikt.”
67. De monnik zei: “Hoe komt het dat er geen plaats is waarin hij zich niet verspreidt?”
68. De meester gebruikte zijn waaier.
69. De monnik boog vol eerbied.
70. De ervaringsgewijze verificatie [shō] van de boeddha-dharma en het vitale pad van haar waarachtige transmissie is net zo.
71. Wanneer je zegt dat je geen waaier hoeft te gebruiken omdat het er altijd al is, dat je de wind zou moeten kunnen voelen zelfs al gebruik je geen waaier, versta je zowel het altijd aanwezig zijn als de aard van de wind verkeerd.
72. Omdat de aard van de wind is dat ze altijd aanwezig is, laat de ‘wind’ van het boeddhisme de grote aarde als goud manifesteren, en klopt ze de Melkweg op tot heerlijke room.
Ming Zen Centrum is lid van de Boeddhistische Unie Nederland